Opdracht: Leg aan de hand van je lezing van het Symposium uit:


  1. waarin Socrates' verhandeling over de liefde van die van zijn voorgangers verschilt en wat dat voor zijn interpretatie van Eros betekent;

  2. hoe een mens die door liefde is aangeraakt zichzelf volgens de verhandeling van Socrates kan overstijgen;

  3. hoe degene die door het verlangen wordt aangeraakt zich stapsgewijs bewust wordt van het eigenlijke object van dat verlangen. Hoe zou je dat eigenlijke object omschrijven?


Gebruik hiervoor totaal niet meer dan 800 woorden.

In Plato's Symposium stelt Socrates dat zijn verhandeling enkel de waarheid over Liefde bevat, waar de toespraken van de andere sprekers tot op dat moment niet meer dan welluidende lofredes waren en derhalve niet ten doel hadden de essentie van het onderwerp aan het licht te brengen. Nog voor Socrates inhoudelijk begint, stelt hij een toespraak (speech) tegenover de waarheid (truth). Zoals Plato meent dat de waarheid enkel in dialogen benaderd kan worden, zo lijkt Socrates hetzelfde te willen bereiken, door zijn kennis te delen in de vorm van een anekdotisch gesprek dat hij ooit met Diotima zou hebben gehad.

Binnen die dialoog wordt de lezer stap voor stap van gegeven tot conclusie, tot weer een volgende conclusie gebracht. Om te beginnen wordt de Liefde aandachtig onder de loep genomen aan de hand van de manier waarop zij zich manifesteert in het leven. Socrates stelt dat liefde een verlangen naar een zaak is, en dat de aanwezigheid van dat verlangen alleen kan bestaan als die zaak -het verlangde- niet in het bezit is van degene die het verlangen ervaart. Zelfs als een gezond man verlangt naar gezondheid, dan bezit hij het werkelijk verlangde niet omdat het daadwerkelijk verlangde het voortduren van de gezondheid is; het verlangde bezit bestaat dan enkel in de toekomst, en is dus nog niet feitelijk gerealiseerd.

Waarom verlangt een mens dan naar het goede? Als men ervan uit gaat dat een mens gelukkig is als hij het goede bezit, en dat geluk een doel op zichzelf is, dan zal hij dus tot hij dat geluk bereikt heeft verlangen naar het goede. En als het verlangen naar het bezit van het goede, ook het voortdurend bezit van het goede impliceert, dan is onsterfelijkheid of oneindigheid ook het streven. Echt geluk zou dan bestaan in een vorm van de dood overstijgen. Daarom is het mogelijk, dat in het streven naar geluk, men de menselijke sterfelijkheid in zekere mate achter zich laat. Soms door simpelweg voor nageslacht te zorgen, en soms door werken en gedachten die tot ver na de dood van degene waar ze uit voortvloeiden blijven voortbestaan. Hierin lijkt het Symposium zichzelf na 2400 jaar te bevestigen.

Eenmaal door de liefde aangeraakt, probeert de liefhebber in het bezit te komen van het verlangde; het mooie of goede. De mens zou in eerste instantie het verlangen voor dat mooie wat het meest aan de oppervlakte ligt ontwikkelen; uiterlijke schoonheid wakkert de liefde aan. Het verlangen is op dat moment nog naar een haalbaar goed, en dus wordt de vraag gesteld wat er gebeurt als het bezit tot stand is gekomen. Plato vertelt dat op dan het verlangen van de liefhebber zich richt op een abstractere vorm van het daadwerkelijk verlangde; de verlanger herkent een aspect in het eerst verlangde wat de liefde veroorzaakte, en gaat (ook) elders op zoek naar dat aspect. Eenmaal gevonden leidt dat weer tot een echter of wezenlijkerverlangde.

Concreet beschrijft Socrates enkele verschillende fasen in dit proces, van liefde voor vrouwen -of in elk geval hun lichaam-, tot liefde voor jongens, tot liefde voor al het mooie en goede. Telkens weer, bij elke verschuiving herkent de liefhebber nieuwe dingen waar het goede in te herkennen is. En uiteindelijk zou het mogelijk zijn om het Goede zelf te overzien, wat puur bestaat in en uit het goede en daarom onveranderlijk en onafhankelijk is. En als de reis naar kennis van het Goede gepaard gaat met het overstijgen van de sterfelijkheid, en uitkomt bij een mystiek besef van iets wat puur en onveranderlijk Goed is, dan zou meer dan de helft van de mensheid dit “God” noemen, maar ik noem het een illusie.