Dit is een vraag over de relatie tussen filosofie, wetenschap en religie.

1. Stel dat je aan het eind van de zeventiende eeuw in Amsterdam geleefd zou hebben en je zou voor de filosofie van Spinoza of Descartes moeten kiezen, welke positie zou je dan gekozen hebben?

2. Denk je dat de filosofie van deze beide filosofen tegenwoordig achterhaald is?

Beredeneer je antwoorden en ga in ieder geval bij (1) in op de kwestie van één of meer substanties, de relatie tussen lichaam en geest, en de relatie tot God.

Gebruik hiervoor tussen de 600 en 800 woorden.


Als ik aan het eind van de zeventiende eeuw in Amsterdam geleefd zou hebben, zou ik hoogstwaarschijnlijk naar de buitenwereld toe achter de filosofie van Descartes gestaan hebben aangezien ik een deel zou uitmaken van de overwegend conservatieve joodse gemeente en dus zelf sancties zou riskeren als ik de ban niet zou respecteren. Maar tussen mijn eigen oren en muren zou ik zonder enige twijfel Spinoza's ideeën aanhangen, en misschien zelfs zo overtuigd dat ik mijn naasten zou proberen inzicht bij te brengen over zijn denkwijze.

Mijns inziens zou stellen dat de filosofie van Descartes achterhaald is echter gelijk staan aan het stellen dat Gods-geloof achterhaald is wat mij te ver gaat. De werken van Descartes zijn wellicht gedateerd te noemen -wat ook over die van Spinoza gezegd kan worden- maar dat is enkel te baseren op de schrijfstijl en vorm van de werken en allerminst op de inhoud.

Een essentieel verschil tussen de twee denkwijzen is dat Descartes het bestaan van een denkende God vereist en zegt te bewijzen, terwijl Spinoza dat bestaan uitsluit. Het lijkt mij dat dit verschil gebaseerd is op persoonlijke overtuiging waar naderhand een beargumentering voor gezocht wordt, en niet dat deze overtuiging een eindresultaat is van een redenering. Datzelfde verschil in overtuiging bestaat nu immers ook, ik durf zelfs te zeggen binnen elk postcode-gebied in Nederland.

Descartes' opvattingen sluiten aan bij de traditionele opvattingen die het christelijke geloof uitdraagt, waarbij God als Descartes' derde substantie het hoogste en 'echtste' is, het wereldlijke het laagste en de denkende mens het tussenliggende. Het geloof legt dan ook nog uit dat 'denken' het goddelijke is in de mens wat God de mensheid gegeven heeft. Maar ook voor iemand die niet gelooft is er veel waarde te vinden in wat Descartes zegt; bijvoorbeeld dat het enige is wat een denkend mens direct weet is dat hij (of in elk geval zijn geest) bestaat, en dat alle overige kennis voortkomt uit waarnemingen en gevolgtrekkingen. Zelfs de kennis van het bestaan van je eigen lichaam, is een indirecte kennis.

Nog niemand heeft echter kunnen bewijzen dat er geen denkende God bestaat, en totdat alles wat de mens kan waarnemen door de wetenschap verklaard is, bestaat er mijns inziens dan ook ruimte voor een filosofie en ethiek waarin de denkende God de grondslag is. Sterker nog, wat mij betreft is het van grote waarde voor de moderne wereld om een doordachte beredeneerde filosofie te hebben met een denkende God om een alternatief te bieden aan zij die gewend zijn blind hun betreffende religieuze autoriteiten te volgen.

Spinoza's denkwijze sluit echter meer aan bij de hedendaagse westerse cultuur waarin de wetenschap de nieuwe religie lijkt te zijn. Zijn ideeën over het lichaam als een onlosmakelijke 'drager' van de geest, waarbij het lichaam goed gevoed moet worden zodat de geest optimaal functioneert zijn ondertussen als wetenschappelijke waarheid aangetoond. Het goddelijke is voor Spinoza niets meer dan de elementaire substantie waar alles uit bestaat, de wereld om ons heen, maar ook ons lichaam en dus onze geest.

De heilige graal van de hedendaagse religie/wetenschap is de Grand Unified Theory (GUT); een enkelvoudig wetenschappelijk model waarin alle waargenomen manifestaties te verklaren zijn. Men zou kunnen stellen dat de GUT uiteindelijk een beschrijving van de attributen zal zijn van Spinoza's enkele substantie. Als dit zo blijkt, dan is Spinoza's filosofie dus allerminst achterhaald, en liep hij zelfs enkele eeuwen voor op zijn tijdgenoten en zelfs op ons. Zijn gebruik van de term 'God' was mogelijk vooral een poging om zijn werk acceptabel te maken voor diezelfde tijdgenoten; als hij zijn substantie anders genoemd had, zou hij immers door te claimen dat er slechts een substantie bestaat, het bestaan van God ontkend hebben, dus moest hij proberen God te herdefiniëren.

De werkelijke waarde voor het hier en nu van Spinoza's ideeën ligt wat mij betreft echter in de wijze waarop hij erin slaagt om ethiek en persoonlijke verantwoordelijkheid uit te leggen zonder terug te vallen op een hoger goed. Door het bestaan van een dergelijke ethiek, wordt het voor een gelovig mens een stuk minder beangstigend om zich een wereld zonder God voor te stellen, en is het mogelijk voor een ongelovig mens om zijn handelen te toetsen, en in dienst te stellen van de verbetering van de maatschappij ten behoeven van zijn naasten en zichzelf.